De toekomst van export van vliegas en zout uit Nederlandse afvalverbrandingsinstallaties naar Duitse zoutmijnen hangt aan een zijden draad. Afvalverwerkers wachten in spanning de uitspraak over hun bezwaar tegen een plotseling ingesteld exportverbod af.
Verzakkingen voorkomen
Vliegas en rookgasreinigingszouten zijn restproducten die overblijven na afvalverbranding. Veel hiervan krijgt een nuttige bestemming in Nederland als vulstof voor asfalt en als ophoogmateriaal in de wegenbouw. Daarnaast gaat een gedeelte van deze Nederlandse restproducten naar Duitsland, waar ze een nuttige toepassing krijgen als opvulmateriaal in oude zoutmijnen om verzakkingen te voorkomen. Deze zoutmijnen zijn dit wettelijk verplicht en deze methode heeft de status van nuttige toepassing. Ook SNB exporteert om die reden vliegas en zout naar een zoutmijn in Sondershausen.
Steengroeve met afval
Deze vorm van export is sinds 2002 toegestaan, nadat de Raad van State vaststelde dat dit een nuttige toepassing is van reststoffen. Medio 2017 stak het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (I&M) echter onverwacht een spaak in het wiel. Nadat het Europees Hof van Justitie in Luxemburg dit jaar het opvullen van een steengroeve in Italië met afval verbood, concludeerde het Ministerie van I&M dat dan dus ook een stokje moet worden gestoken voor de Nederlandse export van vliegas en zout naar Duitsland. Nederland is overigens het enige land in Europe met deze stellingname. De afvalbedrijven hebben hiertegen inmiddels bezwaar gemaakt en wachten nu de uitspraak van de Raad van State hierover af. Dankzij goede afspraken met het Ministerie van I&M kan de export in ieder geval tot die uitspraak doorgaan.
Vraagtekens bij capaciteit
SNB-directeur Marcel Lefferts heeft met enige verbazing kennis genomen van de onverhoedse beleidswijziging van het ministerie. “Omdat het opvullen van een open steengroeve in Italië echt iets anders is dan het opvullen van Duitse zoutmijnen. Sterker nog, ook Italië exporteert vliegas en zout naar Duitsland voor deze nuttige toepassing. Mocht er een definitief verbod komen op de export naar Duitsland, dan kunnen we grote vraagtekens zetten bij de capaciteit om dit exportmateriaal voortaan in Nederland te verwerken. Nederland heeft slechts één verwerker voor deze producten, die onvoldoende capaciteit heeft en daarnaast geen nuttige toepassing kan bieden.”
Circulaire economie
Voor SNB zelf zouden de effecten van een exportverbod nog wel te overzien zijn, aldus Lefferts. “De hoeveel indampzout die als reststof overblijft is relatief beperkt en daarvan exporteren we nu circa twee derde naar Duitsland. De uitspraak van de Raad van State over het bezwaar tegen het exportverbod laat waarschijnlijk nog minstens anderhalf jaar op zich wachten. Tegen die tijd gaat onze reststof vliegas, nu zo’n 36.000 ton per jaar, toch al niet meer naar Duitsland, maar naar Frankrijk. Vanaf 2019 krijgt het een nuttige toepassing als grondstof voor de eerste fabriek ter wereld die op industriële wijze hieruit fosfaat terugwint. Fosfaat is van vitaal belang voor de wereldwijde voedselproductie. SNB streeft als illustratief voorbeeld van de circulaire economie al sinds de oprichting ruim twintig jaar geleden naar een maximale inzet van onze reststoffen als hoogwaardige grondstoffen.”